Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

HOUT PJ VAN DEN (2009) Mortaliteit is het topje van een ijsberg van angst. Over Slechtvalken en steltlopers in de Waddenzee.. LIMOSA 82 (3): 122-133.

Slechtvalken zijn de laatste jaren weer sterk toegenomen in de Waddenzee. Aangezien ze de belangrijkste predator van steltlopers zijn, zal het herstel van de valkenpopulatie gevolgen hebben voor haar prooidieren. De belangrijkste effecten liggen in aanpassingen in gedrag en verspreiding van de steltlopers, die proberen de kans om geslagen te worden door een valk zo klein mogelijk te houden. Deze bijdrage beschrijft hoe ze dat doen en in hoeverre Slechtvalken hun prooidieren, die permanent beducht moeten zijn op een dodelijke aanval, in bedwang houden.

In de verte foerageert een dichte groep steltlopers. Met de telescoop is te zien dat het Kanoeten Calidris canutus zijn. Eendrachtig zoeken ze de zachte wadbodem af naar schelpdiertjes. Ze hebben het druk en je kunt hun zachte geknutter van verre horen. Plotseling paniek: alle vogels vliegen tegelijk op. Een Slechtvalk Falco peregrinus vliegt op de groep af die zich inmiddels tot een wervelende massa heeft omgevormd. In gecoördineerde zwenkingen tonen de vogels beurtelings hun lichte onderzijde en donkere bovenzijde. Het is alsof ze één groot organisme zijn geworden. De valk zwenkt door de lucht maar slaat vooralsnog niet toe. Dan komt één van de vogels los van de groep; kennelijk kan hij het lenige bochtenwerk niet meer volhouden. De valk zet onmiddellijk een drieste achtervolging in. De zwenkingen van de eenling bieden geen soelaas meer en de valk grijpt hem trefzeker in de klauwen. Hij vliegt met zijn buit naar een droge bult langs het wad, kijkt eerst nog wat onzeker om zich heen en begint dan te plukken.
      Dertig jaar geleden was een dergelijk schouwspel een zeldzaam verschijnsel in de Waddenzee en elders in Europa. Landbouwgiften zoals DDT en andere organochloor verbindingen hadden de slechtvalkpopulatie in een diep dal gebracht. De afname van het aantal broedvogels in Fenno - scandinavië, waar de meeste van de in de Waddenzee overwinterende vogels vandaan komen, werd in de jaren vijftig van de vorige eeuw ingezet. Van ongeveer 2000-3500 broedparen kelderde de populatie naar 65 broedparen in 1975 (Bijlsma 1993). De oorzaken hiervan lagen niet in de broedgebieden zelf, maar in de overwinterings gebieden in Europa waar veel van deze landbouwgiften werden gebruikt (Ratcliffe 1993). Na terugdringing van het gebruik van deze pesticiden aan het einde van de jaren zeventig is de populatie zich weer gaan herstellen (figuur 1). In de jaren tachtig en negentig trad een sterke toename op van doortrekkende en overwinterende Slechtvalken in de Waddenzee (figuur 1 en 2), niet alleen als gevolg van een herstel van de Fenno - scandinavische broedpopulatie maar ook door een zich uitbreidend broedbestand in Duitsland (Ratcliffe 1993, Busche et al. 1998, Hustings & van Winden 1998).
      In vergelijking met andere vogeljagers van open terrein, waaronder Bruine Kiekendief Circus aeruginosus, Blauwe Kiekendief C. cyaneus en Smelleken Falco columbarius, is de Slechtvalk zonder meer de meest bedreigende roofvogel voor steltlopers in de Waddenzee en in open terreinen in het binnenland (Bijlsma et al. 2001, Piersma et al. 2003). Slecht - valken komen in de Nederlandse Waddenzee vooral voor als doortrekker en overwinteraar. Vanaf midden augustus komen de eerste Fennoscandinavische broedvogels naar het Wadden gebied, maar vooral vanaf september beginnen de aantallen flink op te lopen om in oktober een piekniveau te bereiken dat gedurende de wintermaanden vrijwel gehandhaafd blijft (figuur 3). In de jaren negentig werd het aantal in de Nederlandse Waddenzee overwinterende Slechtvalken geschat op 50-70 (Koks 1998). Het gemiddelde wintermaximum over de periode 1989-2006 lijkt even boven de 45 vogels te blijven steken (figuur 3), maar dit getal berust op vogels gezien tijdens hoogwatertellingen en is vermoedelijk een (flinke) onderschatting van de werkelijke aantallen omdat rustende valken gemakkelijk worden gemist (P. van Geneijgen).
      De Slechtvalken komen wijd verspreid over de Wadden - zee voor: op bijna elke zandplaat die bij hoog water niet onder water loopt, verblijven gedurende een groot deel van het jaar, maar vooral in het winterhalfjaar, wel een of twee Slechtvalken (figuur 4). Slechtvalken zijn zowel in de broedtijd als in hun wintergebied territoriaal (Cramp & Simmons 1980). Overwinterende vrouwtjes dulden een (kleiner) mannetje in hun territorium, maar de laatste betalen dan een prijs doordat ze soms gevangen prooien moeten afstaan (Dekker & Ferwerda 2008, eigen waarnemingen). In hoeverre

[pdf alleen voor leden] [english summary]



limosa 82.3 2009
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster