Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

(2006) Recensie: Piersma T. 2005. Waarom nonnetjes samen klaarkomen en andere wonderen van het wad. LIMOSA 79 (1): 38-39.

Waarom nonnetjes samen klaarkomen en andere wonderen van het wad. Theunis Piersma, 208 blz., KNNV Uitgeverij Utrecht, ISBN 9050112250, €14,95.

Nonnetjes zijn kleine schelpen, vaak roze of geel. Vrouwtjesnonnetjes lozen hun eitjes, mannetjes hun zaad in zee. Dat doen ze allemaal tegelijk, voor een maximale trefkans tussen zaadjes en eitjes. Daarmee is de vraag in de titel van het nieuwe boek van Theunis Piersma beantwoord - lees maar na op bladzij 66. Niet dat er verder niets over te vertellen valt. En dat doet Piersma dan ook in Waarom nonnetjes samen klaarkomen en andere wonderen van het wad. Er is heel veel over te vertellen. Over de (afnemende) kansen van nonnetjes op een vruchtbare voltreffer, over de keuze van de schelpen tussen ondiep graven en makkelijker eten vinden of diep graven en veiliger zijn voor kanoetstrandlopersnavels. Strategieën om te overleven. Die kanoeten zelf zijn nog meer Piersma's onderwerp dan de nonnetjes die ze eten. Al jaren onderzoekt de waddenbioloog die vogels. En daarbij roept ieder antwoord nieuwe vragen op. Samen met collega's, promovendi en studenten zoekt hij de antwoorden. Ze wroeten in het wad en turen door telescopen. Op de vele fraaie foto's van onder andere Jan van de Kam lijkt dat vaak idyllisch - in zwembroek op een zonovergoten slikplaat. Maar het zal vaak afzien zijn, de honderden meetpunten monsteren, weer of geen weer. En er komt nogal wat improvisatie en vernuft bij kijken.
      Om kanoeten continu te kunnen bestuderen en effect van voedsel te meten moeten ze gehouden worden. Op Texel is daartoe een madurodamwaddenestuarium gebouwd, een ingewikkeld systeem van getijden en klimaatcontrole. De daar gehouden kanoeten moeten eten. Elke dag urenlang nonnetjes zoeken op het wad is geen doen. Even wat huisdierbrokjes uitproberen. En verdomd, daar smullen ze van! Sterker nog: na een week trekken ze hun hooggevoelige snavel op voor schelpen. Hoe kan dat? Hun maag is, verwend met het huisdierfastfood, gekrompen en verslapt. Blijkbaar teren die beesten in op lichaamsdelen die (soms tijdelijk) niet nodig zijn. Geldt dat ook voor vleugelspieren? Jazeker. Jaag ze af en toe de stuipen op het lijf door een gefiguurzaagde Slechtvalk over ze heen te sturen en zie: de vleugelspieren zwellen alsof ze maanden getraind hebben.
      Piersma heeft zijn boek geschreven in een vlotte verteltaal. Zo zouden wetenschappelijke publicaties ook geschreven moeten worden. De verdediging van sommige wetenschappers voor de moei- lijk leesbare opbouw van hun artikelen is dat die toch alleen door collega's gelezen worden. Natuurlijk willen collega-onderzoekers meer details weten over theorie, methoden en statistieken. Maar dat alleen collega's wetenschappelijke artikelen lezen lijkt me eerder het gevolg dan de oorzaak van die onleesbaarheid. Tenzij collega's alleen moeizaam leesbaar proza willen lezen. Leken willen dat in geen geval. Voor je het weet denken die bij wetenschap: saai! Terwijl wetenschap helemaal niet saai is, als je er maar over weet te vertellen.
      Piersma houdt van vertellen; dat merk je aan dit boek. Hij houdt nog meer van zijn vak, van steltlopers, van de wadden; dat merk je ook aan dit boek. Als lezer word je meegesleept in zijn speurtocht naar het gedrag van en de interactie tussen verschillende (wad)beesten. Dat je mee gaat denken: maar hoe vinden kanoeten die nonnen dan in het zand? Dat je dan diverse mogelijkheden weggestreept ziet worden (nee niet doordat ze kleine beweginkjes opmerken want steentjes vinden ze ook) tot je denkt: aha! Bij kanoeten zit het hem in hun snavel die propvol gevoelige orgaantjes zit. Die orgaantjes vangen door schelpen teruggekaatste drukgolfjes op. Drukgolfjes die door de aanhoudend prikkende snavel worden verspreid. Vandaar dat kanoeten alleen in vochtig slijk kunnen foerageren. Niet in droog of doorweekt slijk.
      Piersma's onderzoek lijkt wel een speurtocht. Speuren doe je voor de lol, uit nieuwsgierigheid. Er valt je iets op waarvan je denkt: hé, hoe zit dat? En puzzelen maar. Dat je met de uitkomst soms iets nuttigs kunt doen is mooi meegenomen. Kennis over wad, wadvogels, wadschelpen is nuttig voor het natuurbeheer. Zo kwamen dankzij die kennis de verwoestende gevolgen van mechanische schelpdiervisserij boven water. En kennis over vogeltrek kan de tweejaarlijkse paniek rond vogelgriep relativeren. Maar het gaat toch vooral om die speurtocht.
      Is Waarom nonnetjes al luchtig leesbaar, de tekst is verder opgevrolijkt met tientallen foto's die vooral illustratief zijn en niet zozeer extra uitleg geven. Daarbij zijn er ook nog tientallen strips opgenomen van Gerrie Hondius. Goed getekend en heel illustratief, al mis ik de humor en de spot erin. Al die foto's en strips samen maken het haast een te rijk geïllustreerd boek. Dat had soberder gekund.

Recensie van Koos Dijksterhuis

[gratis pdf] [english summary]



limosa 79.1 2006
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster