Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

KLEEFSTRA R, SMIT C, KRAAN C, AARTS G, DIJK J VAN & JONG M DE (2011) Het toegenomen belang van de Nederlandse Waddenzee voor ruiende Bergeenden. LIMOSA 84 (4): 145-154.

Bergeenden kunnen tijdens hun ruiperiode bijna een maand niet vliegen. Ze zijn dan erg kwetsbaar voor menselijke verstoring en zoeken rustige gebieden in de Waddenzee op. Van oudsher ruien vrijwel alle West- Europese Bergeenden in het waddengebied van Sleeswijk-Holstein in Duitsland. Rond de eeuwwisseling ruiden daar ruim 200.000 Bergeenden. Sindsdien namen de aantallen er gestaag af en vormden zich steeds grotere ruiconcentraties in de Nederlandse Waddenzee. De vraag is wat het Nederlandse wad in de zomermaanden zo aantrekkelijk maakt voor ruiende Bergeenden.

Ruiconcentraties van Bergeenden Tadorna tadorna zijn in Nederland geen onbekend fenomeen. Aan het begin van de vorige eeuw waren ze al aanwezig in de monding van de Westerschelde Z (Maebe & van der Vloet 1952), waar de aantallen varieerden van enkele honderden tot bijna 5000 (Lebret 1956, Meininger & Snoek 1992). Hetzelfde was het geval in het Haringvliet ZH in de jaren zeventig en tachtig met aantallen tot 2000 ruiers (Ouweneel 1988, Meininger & Snoek 1992). In recentere jaren, na een periode van afwezigheid, vormden zich opnieuw ruiconcentraties in de Westerschelde. In augustus 2002 waren hier ruim 6000 vogels aanwezig, verspreid over zes verschillende locaties (Geelhoed & Swaan 2002).
      De Nederlandse Waddenzee was geen bekende ruiplek voor grote aantallen Bergeenden, afgezien van enkele honderden ruiers ten zuiden van Vlieland Fr halverwege de jaren zestig (Spaans & Swennen 1968) en ca. 500 op het Lauwersmeer Fr/Gr in de jaren tachtig (Meeuwsen & van Scharenburg 1988). Die situatie veranderde eind jaren tachtig. Vanaf 1988 waren er in de zomer groepen ruiende Bergeenden aanwezig op het Normerven en de Breehorn, het wad bij Wieringen NH. Die aantallen namen snel toe tot een maximum van 9700 op 19 augustus 1991. Twee dagen later werden hier tijdens een vliegtuigtelling 7500 individuen geteld, en bovendien nog eens 16 000 langs de Friese waddenkust (Mulder & Swennen 1992), in totaal 23 000 ruiende Bergeenden. In de daaropvolgende jaren namen de aantallen ruiers bij Wieringen af (Swennen & Mulder 1995). In 1998-2000 ging het om 5500-6400 vogels (J. van Dijk).
      In 2001 werd opnieuw een ruiconcentratie vastgesteld in het vaarwater van de Zwarte Haan ten zuiden van Ameland Fr. Eind juli bestond die uit 4500-5500 ruiende Bergeenden (Smit 2001). Daarna zette een toename in die zich vooral afspeelde op het wad ten noorden van Harlingen Fr (omgeving Ballastplaat en Kimstergat). Tijdens de jaarlijkse bodemfaunabemonstering van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek (NIOZ) werden hier in 1997-2002 regelmatig enkele tientallen tot honderden ruiende Bergeenden gezien, toenemend tot maxima van 12 500 individuen in de eerste helft van augustus van 2003 en 2004, en 23 000 in 2005 (Kraan et al. 2006).
      De vraag is of deze ontwikkelingen overeenkomen met de maandelijkse tellingen van hoogwatervluchtplaatsen (hierna hvp's genoemd) langs de kust, of de toename van ruiende Bergeenden zich na 2005 heeft doorgezet, of dit samenhangt met een toenemend voedselaanbod en hoe de aantallen ruiende Bergeenden het beste in kaart gebracht kunnen worden. Dit laatste is van belang omdat overwogen wordt tellingen van ruiende Bergeenden op te nemen in het Trilateral Monitoring and Assessment Program(TMAP), het monitoringprogramma voor de Waddenzee dat in samenwerking met Duitsland en Denemarken wordt georganiseerd. Dit artikel gaat daar op in aan de hand van resultaten van langlopende tellingen vanaf de wal en gerichte tellingen per schip en per vliegtuig in augustus 2010 en 2011. ####Bergeend Tadorna tadorna

[pdf alleen voor leden] [english summary]



limosa 84.4 2011
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster