Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

ENS BJ, KATS R & CAMPHUYSEN CJ (2006) Waarom zijn Eiders niet massaal gestorven in de winter van 2005/2006. LIMOSA 79 (3): 95-106.

De afgelopen jaren heeft de Eider samen met de andere schelpdieretende wadvogels, Scholekster en Kanoet, in het middelpunt gestaan van vaak verhitte discussies over de mechanische schelpdiervisserij in de Waddenzee en het Deltagebied. Met ingang van 2005 is de mechanische kokkelvisserij definitief verboden in de Waddenzee (maar niet in de Delta). Betekent dit dat massale sterftes onder Eiders definitief tot het verleden behoren? Het antwoord is nee. In deze bijdrage leggen we uit waarom dat zo is. We gaan ook in op de vraag waarom er ondanks het geringe voedselaanbod deze winter geen massale sterfte is opgetreden. We beginnen met een korte historische schets.

Volgens de internet-encyclopedie Wikipedia waren de Eiders Somateria mollissima van Lindisfarne in het noordoosten van Engeland de eerste vogels ooit die bij wet werden beschermd. De betreffende wet werd ingesteld door de heilige Cuthbert in het jaar 676. Blijkbaar was toen al duidelijk dat de gemakkelijk te vangen broedende eenden te intensief werden bejaagd. Toch heeft deze (lokale) bescherming niet kunnen voorkomen dat Eiders op veel plaatsen in Europa uitstierven als gevolg van overexploitatie. Zo ook in Nederland, waar terpvondsten bewijzen dat de soort hier in de Middeleeuwen nog broedvogel was. Swennen (1991) maakt aannemelijk dat de achteruitgang van de Eider pas werd gekeerd door de Kleine IJstijd tussen 1450 en 1890, toen het klimaat aanzienlijk verslechterde en veel menselijke kustpopulaties hun marginale bestaan niet langer konden volhouden. De ontvolking van afgelegen kusten werd nog versterkt door de industriële revolutie, waardoor veel mensen naar de stad trokken. De aldus verminderde jachtdruk zorgde er volgens Swennen (1991) voor dat de Eider zich weer kon uitbreiden en verloren broedgebieden weer kon bezetten. Zo ook in Nederland, waar in 1906 enkele broedgevallen werden vastgesteld op Vlieland en Terschelling. Deze nieuwe vestigingen leidden niet meteen tot een bevolkingsexplosie (figuur 1). Het duurde tot 1940 voor de kolonie op Vlieland 300 nesten telde en Rottum werd pas eind jaren zestig gekoloniseerd. De laatste nieuwe vestiging betreft het eiland Griend, waar zich in de loop van de tachtiger jaren een kolonie van enkele tientallen paren ontwikkelde. Sinds het einde van de tachtiger jaren nemen de aantallen broedvogels niet langer toe en lijkt de broedpopulatie in de Waddenzee een plafond te hebben bereikt van iets meer dan 10 000 broedparen (figuur 1). Het heeft meer dan 80 jaar geduurd voordat dit punt werd bereikt, wat iets laat zien over de tijdsduur die langlevende soorten als Eiders nodig hebben om zich te herstellen.
      De populatieontwikkeling kende drie duidelijke terugslagen, ondanks de goede bescherming van de broedgebieden. De eerste terugslag vond plaats halverwege de jaren zestig. Deze was het gevolg van giflozingen in de Rijn. Het vergiftigde Rijnwater bereikte via de Hollandse kust de Waddenzee en zorgde daar niet alleen voor veel sterfte onder Eiders, maar ook onder o.a. de Grote Sterns Sterna sandvicensis. De terugval begin jaren negentig en de zeer recente terugval zijn het gevolg van voedselgebrek. Om dat te kunnen begrijpen moeten we eerst wat meer vertellen over het voedsel van de Eiders.

[pdf alleen voor leden] [english summary]



limosa 79.3 2006
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster