Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

(2006) Recensie: Stuurgroep Avifauna Schiermonnikoog(red.) 2005. Vogels van Schiermonnikoog, gezien? geteld?. LIMOSA 79 (1): 37-38.

Vogels van Schiermonnikoog, gezien? geteld? opgetekend. Stuurgroep Avifauna Schiermonnikoog(red.) 2005. Uitgeverij Unipers, Abcoude. ISBN 90 6825 340 9. 440 p. Prijs €29,90.

Na ruim dertig jaar kunnen we uitgebreid kennis nemen van de vogelrijkdom van Schiermonnikoog, niet door de boot maar door de nieuwe Vogels van Schiermonnikoog te pakken. De vorige gelijknamige uitgave stamt uit 1973 en sedertdien heeft de veldornithologie zeker ook op Schier bepaald niet stilgestaan. In 2002 werd de Stuurgroep Avifauna Schiermonnikoog opgericht, die zichzelf tot doel stelde een integrale beschrijving te maken van de broedvogelstand en dat er "uiteindelijk een 'kloek' boek gepresenteerd zou moeten worden, waarin alles wat over de vogels van Schiermonnikoog bekend is beschikbaar zou komen". Deze brede opdracht is door de moderne grijze monniken met verve aangepakt en in betrekkelijk korte tijd tot een goed einde gebracht. Zoals gebruikelijk bij dit soort projecten is het leeuwendeel van het werk in de vrije tijd gedaan en dat geldt ook voor de vele vogelaars die hun waarnemingen ter beschikking stelden.
      Het boek heeft kenmerken van een klassieke avifauna, waarbij tweederde van de ruimte in beslag genomen wordt door de beschrijving van het voorkomen van 341 soorten. Het overige deel is voornamelijk samengesteld uit interessante, vaak ook persoonlijk getinte en spannende verslagen van onderzoek aan vogels op Schiermonnikoog. In verschillende hoofdstukken worden we rondgeleid in de merkwaardige wereld van ganzenkeutels en the life history of Brent V5, ganzen die het haasje zijn, de handel en wandel van vogelringers en hun geringde prooien, van spoorzoekende spreeuwenen lepelaardeskundigen, van betrapte schuinsmarcherende hokker- en wipperscholeksters, kiekendieven die elkaar in de haren vliegen en een bioloog die zichzelf welhaast heeft ingegraven om meeuwen en hun eieren van onderen te bespieden. Het hoofdstuk over zeetrek komt er wat bekaaid af omdat veel tekst en uitleg verspreid is over de soortbesprekingen. In de tekst over hoogwatertellingen van wadvogels speelt dit ook, maar die zich desondanks goed lezen als een samenvatting. Maandmaxima van meer dan 100 000 wadvogels zijn geen uitzondering. De schrijver noemt geen schatting, maar door continue wisseling van de wacht zal het binnen een jaar al gauw om meer dan een half miljoen verschillende wadvogels gaan die Schier aandoen.
      Deze hoofdstukken worden voorafgegaan door een beschrijving van de ontwikkeling van landschap en vegetatie, beheer, en verandering in de vogelbevolking. Hierin valt te lezen dat Schier in 100 jaar tijd veranderd is van een vrij kaal zandeiland in een grotendeels ruig begroeid eiland met een vette polder, waarin zich een ander type vogelbevolking heeft gevestigd. Geïntegreerd hadden deze drie verhalen beter uit de verf gekomen lijkt me, nu is er bovendien veel overlap.
      Het leeuwendeel van het boek bestaat uit soortbesprekingen, waarin wordt ingegaan op de status en de aantalsontwikkeling. De tekst is verluchtigd met vogeltekeningen en doorspekt met verspreidingskaarten van broedvogels (in kleur), tabellen en diagrammen van vooral hoogwatertellingen en doortrek over zee. De kalender in deze diagrammen is echter verschillend (van juli tot juni en van januari tot december) wat het vergelijken bemoeilijkt. De samenstellers hebben gekozen voor het integraal herdrukken van de tekst uit de avifauna van 1973, wat soms dubbelingen oplevert met de tekst onder 'ontwikkeling'. Er wordt ingegaan op de verspreiding (met kaart 2001), aantalsveranderingen binnen het jaar en in de loop der jaren, fenologie, opvallende waarnemingen, topaantallen een dergelijke. De tekst is in het algemeen informatief, maar er wordt sterk ingezoomd op toch tamelijk toevallige vroegste en laatste datums en maximumaantallen of op een enkele waarneming (bijv. Kwak). Hoe zit het nu met de gemiddelde aankomst- en vertrekdata en zijn daarin trendmatige verschuivingen te bespeuren? De statusaanduiding richt zich volgens de inleiding op de periode 1971-2003, maar zodra het woordje jaarlijkse er bij staat slaat het meestal op de 21e eeuw (bijv.Knobbelzwaan, Kwartel). Wat te zeggen van de Watersnip als mogelijk voormalige broedvogel, terwijl de tekst gewag maakt van een populatie van tientallen paren in1945-1978? Ik werd er geregeld door op het verkeerde been gezet. Verder kom je opmerkingen tegen, waarbij een voor de hand liggende verklaring niet wordt gegeven (bijv. dat groepsvorming van de Ekster opmerkelijk is; ze kunnen toch gezamenlijk slapen?) of waarbij je het als lezer maar moet raden (de mededeling van een sperwernest vlak bij een haviknest, waarbij de jonge Sperwers niettemin zijn uitgevlogen; dit hangt in de lucht als er niet bij wordt gezegd dat Haviken nesten van Sperwers kunnen plunderen). Jammer genoeg wordt niet ingegaan op bijzondere en ook vrij recente eilandfenomenen, zoals grondbroedende Houtduiven en Kauwen (ontbreken van bepaalde predatoren). Verandering in de verspreiding die hier waarschijnlijk mee samenhangt, had mooi geïllustreerd kunnen worden met beschikbare verspreidingskaarten uit 1973, 1978 of 1986. Ik had graag wat meer integratie en verbanden gezien, bijvoorbeeld dat aantallen van bepaalde wadvogels in nazomer-herfst (tellingen) deels verklaard kunnen worden doordat vogels hun vleugelveren ruien of dat individuen uit bepaalde herkomstgebieden het eiland aandoen (vangsten). Literatuurverwijzingen zijn soms raadselachtig (vogelkalender?, Sovon-rapportnummer).
      Al met al is het verbazingwekkend dat er van een eiland dat welhaast wordt platgelopen door vogelaars door de jaren heen toch zo weinig systematisch materiaal is verzameld puur over het voorkomen van vogels. Dat is de samenstellers van het boek natuurlijk niet kwalijk te nemen, integendeel: zij hebben een en ander nu juist vastgelegd in een fraaie uitgave, waarin duidelijk naar voren komt dat we te maken met een relatief dynamisch vogelparadijs waar je oog in oog kunt staan met vele duizenden broeders, trekkers en gasten. De stuurgroep heeft aangegeven dat het ook na verschijning van het boek belangrijk is om waarnemingen te blijven insturen om zo een continuïteit te waarborgen die tussen 1970 en 2002 niet bestond. Als ik mij tot broedvogels beperkt lijkt deze continuïteit van waarnemingen mij onvoldoende en zou systematisch onderzoek veeleer de basis moeten gaan vormen. Binnen het Nationaal Park en tevens Vogelrichtlijngebied heeft ook de beheerder hierin een belangrijke (sturende) taak. Leg bijvoorbeeld plotjes op de kwelder, op het nieuwe groene strand, in duin en bos, inventariseer die regelmatig en noteer ook gegevens over de biotoop, want wat vandaag normaal wordt gevonden is dat morgen geheid niet meer. Verder kan iedere vogelaar zich op Schier te buiten gaan aan al of niet in groter verband opgezette projecten, gericht op bepaalde soorten of gebieden, op broedbiologische facetten, gedrag, voedsel, vangen-ringen-meten etcetera. Dan krijgen we harde cijfers in handen. Die blijven noodzakelijk, want was het in de jaren vijftig-zestig van de vorige eeuw de mogelijke inpoldering van de Waddenzee die de aanzet gaf tot vogelonderzoek, vandaag de dag is het kokkelvisserij of energiewinning en morgen zijn er vast weer nieuwe aanleidingen, of oude in een nieuw jasje.

Recensie van Arend J.van Dijk

[gratis pdf] [english summary]



limosa 79.1 2006
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster