Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

RIJN S VAN & NIENHUIS J (2004) Aalscholvers op slaapplaatsen in Nederland in januari 2003 en 2004. LIMOSA 77 (1): 25-30.

Na de opvallende toename in de jaren tachtig en negentig, zijn Aalscholvers Phalacrocorax carbo sinensis in ons land tegenwoordig ook in de winter alom vertegenwoordigd. De vogels worden daarbij in uiteenlopende habitats waargenomen, zowel op de grotere wateren als ook in vaarten, kanalen en grachten in stedelijk gebied. Het is dan ook de vraag of de jaarlijkse midwintertelling in januari (zie o.a. van Roomen et al. 2004) voor Aalscholvers een goed beeld geeft van de aanwezige aantallen en de verspreiding. De grote concentraties worden waarschijnlijk goed in kaart gebracht, maar het blijft onduidelijk hoeveel vogels zich op de kleinere wateren ophouden. Vanuit deze achtergrond ontstond het idee om in januari 2003 een landelijke slaapplaatstelling te organiseren, die op uitgebreidere schaal werd herhaald in januari 2004. Het tellen van slaapplaatsen heeft als voordeel dat ook in gebieden met een verspreid voorkomen het aantal betrekkelijk eenvoudig vastgesteld kan worden. Doorgaans zoeken alle vogels in de namiddag gemeenschappelijke slaapplaatsen op. Veel van de slaapplaatsen zijn bovendien goed bekend bij ter plaatse actieve vogelaars. Tegelijk met de Nederlandse telling, werd ook in de rest van Europa een slaapplaatstelling georganiseerd (Marion & Parz-Gollner 2004), zodat we een beeld kunnen vormen van het aandeel van de totale populatie dat in ons land overwintert.
      Op 18/19 januari 2003 lukte het maar ten dele om alle Nederlandse slaapplaatsen geteld te krijgen (74 van de 224 bekende locaties), maar op 17/18 januari 2004 was de animo des te groter. Meer dan 200 waarnemers waren op pad om slaapplaatsen te tellen. De tellingen vonden plaats van de late namiddag tot in het donker, als alle vogels aanwezig zijn. Naast slaapplaatsen in Nederland werden ook enkele plekken net over de landsgrens geteld. Het gaat hier om slaapplaatsen van vogels waarvan het waarschijnlijk of zeker is dat ze grotendeels in Nederland vissen. Dit is bekend van slaapplaatsen over de grens in Zuid-Limburg (o.a. langs de Grensmaas slapende Aalscholvers die vooral in de Nederlandse Maas vissen) en twee slaapplaatsen over de Belgische grens bij Zeeuws- Vlaanderen (Moerbeke en Sint Margriete). Van215 (96%) van de 224 bekende slaapplaatsen (inclusief alle bekende grote slaapplaatsen) werden gegevens ontvangen, zodat we voor 2004 kunnen spreken van een vrijwel complete telling. Voor het eerst komt hiermee een actueel beeld beschikbaar van Nederlandse aalscholverslaapplaatsen in de winter. De bespreking van de resultaten richt zich vooral op de (completere) telling in 2004.
      In januari 2004 werden op 163 slaapplaatsen maar liefst 25 745 Aalscholvers geteld (figuur 1). Gemiddeld werden per slaapplaats 167 vogels geregistreerd (maximum 3251, mediaan 70). Een belangrijk deel van het totaal verbleef in het IJsselmeergebied (IJsselmeer, Markermeer, Veluwerandmeren), waar gemiddeld ook de grootste slaapplaatsen waren gesitueerd (tabel 1). Het grootste aantal werd geteld op een strekdam in de Waddenzee bij Den Oever ('De Banaan') en het eiland 'De Kreupel' in het IJsselmeer (resp. 3251 en 2250 vogels). Naast deze twee locaties waren er nog negen andere slaapplaatsen met meer dan 500 vogels. Vijf hiervan bevonden zich in het IJsselmeergebied, de overige in Noord-Nederland (Rottige Meenthe Fr en Friescheveen Dr), Zuid-Holland (Ackerdijkse Plassen) en in het rivierengebied (Drutensche Waarden, Waal). Opgeteld verbleef 40% van alle slapende Aalschovers in het IJsselmeergebied en 26% langs de grote rivieren. In het rivierengebied waren het noordelijk deel van de Limburgse Maas en het middenstroomse deel van de IJssel (traject Dieren-Deventer) duidelijk onderbezet. Mogelijk speelt het spaarzame voorkomen van natuurterreinen in de vorm van natte uiterwaarden met wilgenbos hierin een rol. Ook in de zoute wateren (Noordzeekust, Waddengebied) werden nauwelijks Aalscholvers geregistreerd, hoewel deze gebieden in zomer en het najaar veelvuldig worden opgezocht en ook grote slaapplaatsen herbergen (van Roomen et al. 2004). Bij slaapplaatsen in de buurt van de Noordzeekust (o.a. in de duinen en bij IJmuiden) bleken binnenvliegende Aalscholvers in januari voornamelijk vanuit de binnenwateren te komen. In zoute milieus wordt 's winters dus kennelijk niet of nauwelijks gefoerageerd. Het aantal in de Delta en de Biesbosch was met 2010 vogels eveneens kleiner dan verwacht. De slaapplaatsen hier waren in het algemeen klein met als uitschieters die van de Braakman (Zeeuws-Vlaanderen) en bij het Belgische Moerbeke, beide met ruim 300 vogels. Het aantal overwinterende vogels in Oost-Nederland (Twente, Achterhoek) was zeer gering. Langs de vele beken en kanalen in Oost-Nederland worden in het najaar doorgaans opvallend veel Aalscholvers waargenomen, maar kennelijk zijn deze plaatsen onaantrekkelijk als overwinteringsgebied.
      Alle 74 slaapplaatsen die in 2003 werden geteld, werden opnieuw geteld 2004. In grote lijnen bleek het aantal vogels per slaapplaats in 2004 vergelijkbaar tot enkele malen hoger dan een jaar eerder. Hierop waren enkele uitzonderingen. Sterke afnames werden vastgesteld bij Andijk (NH) en bij de Ketelbrug (Fl; beide IJsselmeergebied). De afname bij Andijk (van 2800 naar 675) heeft waarschijnlijk te maken met het zes kilometer verderop gelegen nieuwe eiland 'De Kreupel' dat in het voorjaar van 2003 in het IJsselmeer werd opgespoten. De afname bij de Ketelbrug (van 450 naar 60) is waarschijnlijk een weereffect. De vogels slapen hier in hoogspanningsmasten. De stevige wind die in het eerste deel van het telweekeinde woedde heeft vermoedelijk tot gevolg gehad dat een groot deel van de dieren zich had verplaatst naar naburige slaapplaatsen (Lemmer, Oostvaardersplassen, 'De Kreupel'). Op al deze locaties werden in januari 2004 namelijk grotere aantallen geteld. In de Oostvaardersplassen sliepen in 2003 geen vogels en in 2004 waren het er 954. Bij Lemmer nam het aantal toe van c. 500 vogels in 2003 tot c. 600 in 2004. Op basis van de gebieden die in beide jaren zijn geteld is per regio een veranderingspercentage berekend. In alle regio's bleken de getelde aantallen in 2004 hoger dan in 2003. De verschillen liepen uiteen van 27% tot 238%. In de regio's Delta, Noord-Nederland en vooral Zuid- Nederland (voornamelijk de Limburgse Maas) nam het aantal Aalscholvers op de getelde slaapplaatsen in 2004 sterk toe vergeleken met 2003. In het IJsselmeergebied, West-Nederland en het rivierengebied werd naar verhouding een geringe toename geregistreerd. De sterkste groei manifesteerde zich in de regio's met de kleinste aantallen Aalscholvers (figuur 2). Het lijkt er dan ook op dat de regio's met de grootste concentraties al min of meer aan de grenzen van hun capaciteit zitten, en dat er vooral in de regio's waar in 2003 kleinere slaapplaatsen en geringere aantallen voorkwamen nog ruimte was voor groei. Op grond van de regionale aantalveranderingen op de slaapplaatsen die in beide jaren werden geteld, kan ook een inschatting worden gemaakt van de aantallen tijdens de incomplete telling van 2003. Deze schatting komt op 16 400 vogels, ofwel 64% van het aantal in 2004.
      Dat er in januari 2004 zoveel meer Aalscholvers werden geteld dan in 2003 heeft vooral te maken met de milde weersomstandigheden. De winter van 2002/03 was aan de koude kant, en kende voorafgaand aan te telling een periode met vorst. In 2003/04 daarentegen overheersten bovengemiddelde temperaturen in de aanloop naar de telling, en was er slechts een korte periode met lage temperaturen (gegevens KNMI). Uit frequente tellingen langs de Maas in het zuiden van BelgiĆ« valt op te maken dat waarschijnlijk in december 2003 al vogels terugkeerden uit zuidelijker gelegen overwinteringsgebieden, terwijl door het zachte weer in Nederland verblijvende noordelijker broedvogels (voornamelijk afkomstig uit Denemarken) veelal in onze contreien overwinterd zullen hebben. Daarnaast lijkt er ook een ontwikkeling gaande dat de Nederlandse broedvogels steeds eerder met broeden beginnen, en waarschijnlijk een groeiend aandeel eigen broedvogels in de winterpopulatie mede zorgt voor de grotere aantallen. In de Ackerdijkse Plassen (ZH) werden rond kerstmis 2003 al broedende vogels gemeld. Ook in andere broedkolonies (vooral in het binnenland) waren in januari 2004 al veel vogels aanwezig. Indien de tendens naar mildere winters zich doorzet is het te verwachten dat deze ontwikkeling een structureel karakter krijgt.
      Een aantal van bijna 26 000 Aalscholvers zoals geteld op de slaapplaatsen in januari 2004 is tot dusverre in Nederland in de winter niet eerder waargenomen. Overdag uitgevoerde midwintertellingen in januari 2001-2003 leverden totaal 19 400, 18 100 en 23 700 vogels op (van Roomen et al. 2002, 2004, Sovon Nieuws 17 (1): 9-10). De schatting voor januari 2003 past goed in dit beeld, maar is dus lager dan het aantal dat tijdens de midwintertelling in januari 2003 werd geteld. Dat is opmerkelijk omdat we juist verwachten dat een slaapplaatstelling een vollediger beeld oplevert. Mogelijk dat de schatting die we voor 2003 hebben gemaakt dus aan de lage kant is, wat veroorzaakt zou kunnen worden door verschillen in weersomstandigheden tussen de beide winters, waardoor de verspreiding niet helemaal gelijk was en de locale aantalveranderingen van het ene op het andere jaar niet representatief zijn. Uit een vergelijking met de resultaten van de Europese telling wordt duidelijk dat Nederland in de winter slechts een gering deel van de continentale populatie herbergt. Uitgaande van de voorlopige gegevens van de internationale slaapplaatstelling ging het in januari 2004 om 5% van de 462 000 vogels (Marion & Parz-Gollner 2004).Het ligt in de bedoeling de in 2003 gestarte reeks slaapplaatstellingen in de komende jaren voort te zetten. Aalscholver Phalacrocorax carbo

[gratis pdf] [english summary]



limosa 77.1 2004
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster