WINDEN J VAN DER (2002) Zwarte Stern Chlidonias niger start vleugelrui in het broedgebied. LIMOSA 75 (1): 34-36.
Zwarte Sterns ruien voordat ze wegtrekken naar de
Afrikaanse overwinteringsgebieden de lichaamsveren
en een deel van de slagpennen (Cramp
1985, Olsen & Larsson 1994). Bekend is dat deze
rui hoofdzakelijk plaatsvindt in twee voedselrijke
grote Europese wetlands: het IJsselmeer en de Sivash
in de Oekraïne (Schouten 1982, van der Winden
&Nesterenko 2001). Anders dan bij Visdieven
Sterna hirundo (Cramp 1985, Walters 1987), werd
tot op heden aangenomen dat de vleugelrui pas na
de broedtijd start (Stresemann & Stresemann
1966, Cramp 1985, Olsen & Larsson 1994). In augustus
1999 werden echter in de Provincie Utrecht
twee oudervogels in het broedgebied waargenomen
met een duidelijk ruigat in de vleugels, Dit was
de aanleiding om in 2000 en 2001 in de broedgebieden
systematisch vogels met ruiende vleugels
te registreren en enkele vogels te vangen.
Gedurende het seizoen werden in kolonies
(Oemmerik, Zegveld, Kockengen, Tienhoven, Wilnis)
in de provincie Utrecht rondvliegende Zwarte
Sterns gecontroleerd op de aanwezigheid van een
gat in de vleugels ter hoogte van de overgang van
hand- naar armpennen. Dit is de locatie waar de
vleugelrui begint (Cramp 1985). Indien de vogels
slagpennen ruien is hier in het veld een duidelijk
gat waarneembaar. Uiteraard is dit gat niet te zien
bij vrijwel volgroeide pennen, maar de aanwezigheid
van een gat duidt in ieder geval op het (recent)
afwerpen van pennen, Om enige bevestiging
van de veldwaarnemingen te krijgen werden in
2001 op een gemeenschappelijke slaapplaats bij
Vinkeveen (Utrecht), nabij een broedgebied met
ongeveer 40 paar Zwarte Sterns, enkele vogels gevangen
en geringd gedurende het broedseizoen
(op 4 juni, 23 juni en 19 juli). De oudervogels die
niet bij het nest blijven, overnachten hier gezamenlijk
en ook vogels die net vliegvlugge jongen hebben
gaan hier 's nachts met de jongen naar toe.
Van deze vogels zijn behalve maten en gewichten
ook de ruiscore van de handpennen bepaald volgens
Ginn & Melville (1983).
Op 7 augustus 1999 werd in Polder Oemmerik
bij twee oudervogels een gat in de vleugels vastgesteld
ter hoogte van de overgang van hand- en
armpennen. Het ging om een ouderpaar dat waarschijnlijk
met een nieuw legsel begonnen was nadat
het eerste was mislukt. Dit gezien de late datum
en de ver gevorderde actieve lichaamsrui bij
aanvang van het legsel. Op 7 augustus waren de
beide ouders hun broedkleed grotendeels kwijt en
het nest had drie bijna vliegvlugge jongen. In 2000
en 2001 werden in het broedseizoen in totaal 772
keer Zwarte Sterns gecontroleerd op ruiende slagpennen.
Vanaf begin juli werden de eerste vogels
waargenomen met actieve rui (figuur 1). Eind juli
nam dit percentage toe tot meer dan 25%, Sterns
met slagpenrui begonnen in de regel laat met
broeden, en een belangrijk deel had betrekking op
vogels met vervangingslegsels. De waarneming
van een vogel met slagpenrui op 3 juli 2001 in
Oemmerik wijst er echter op dat ook vogels die
vroeger in het seizoen (mei) beginnen met de leg,
de vleugelrui kunnen starten in de periode met
nestjongen.
Op 4 juni en 23 juni 2001 werden in totaal elf
adulte vogels gevangen alle zonder vleugelrui. Op
19 juli werden zes adulte vogels gevangen waarvan
drie met juist aangevangen actieve vleugelrui
(ruiscores resp. 3,1 en 2; volgens Ginn & Melville
(1983)). Twee vogels waren de eerste twee pennen
aan het vervangen en de derde vogel de eerste
pen. Alle zes gevangen vogels waren met de
staartrui begonnen. Hoewel het niet vaststond dat
het om broedvogels ging, is het wei een sterke ondersteuning
van de veldwaarnemingen. In ieder
geval toonden de vangsten aan dat de rui in het
broedgebied kan starten en niet noodzakelijkerwijs
pas in een rui- of opvetgebied zoals het IJsselmeer.
Het was nog niet eerder beschreven dat Zwarte
Sterns in het broedgebied reeds aanvangen met
de vleugelrui, Uit onze waarnemingen bleek dat het vooral paren van vervolg- of late legsels waren.
Voor zover waargenomen waren het altijd vogels
met vrijwel vliegvlugge jongen. Vanuit evolutionair
oogpunt is het interessant om vast te stellen dat bij
Zwarte Sterns de start van de rui blijkbaar niet te
lang uitgesteld kan worden. In plaats van te wachten
tot de jongen uitgevlogen waren, startten vogels
die laat in het seizoen nog in het broedgebied
aanwezig waren reeds met de vleugelrui. De totale
ruiperiode van de handpennen loopt bij Zwarte
Sterns door tot in maart (voorjaarstrek). De tien
handpennen worden dus zeer langzaam vervangen
(7-8 maanden), waarschijnlijk in verband met
het behouden van optimaal vliegvermogen. Ais ze
de pennen sneller zouden vervangen, zou het gat
in de vleugel groter zijn, zoals ook bij sommige
steltlopers is te zien. Waarschijnlijk is het voor een
stern die zo van het vliegen afhankelijk is, niet
adaptief de veren te snel te vervangen. Dat betekent
dat wanneer de ruiduur niet (te veel) beperkt
kan worden, de vogels al in het broedgebied moeten
starten met de rui om niet het risico te lopen bij
aanvang van de voorjaarstrek de rui nog niet geheel
te hebben voltooid, of met ruiende pennen
aan het broedproces te moeten starten. Een vergelijkbare
ruistart in het broedgebied is gevonden
bij Visdieven (o.a. Walters 1987) en Kleine Mantelmeeuwen
Larus graellsii (Hario 1984), soorten die
ook jaarrond sterk afhankelijk zijn van een optimaal
vliegvermogen.
De consequentie van de vleugelrui in de broedgebieden
is dus dat de vogels met gaten in de
vleugels naar gebieden moeten trekken waar ze
vetreserves opdoen, zoals het IJsselmeer, voorafgaande
aan de wegtrek naar Afrika. Voor de Nederlandse
broedvogels is de afstand tot het IJsselmeer
relatief beperkt, maar voor Oost-Europese
vogels zou dit een belangrijke beperking kunnen
zijn in de trekstrategie omdat hierbij afstanden van
meer dan 1000 km met incomplete vleugels afgelegd
zouden moeten worden. Het is echter onbekend
of Oost-Europese broedvogels evenals de
Nederlandse in de broedgebieden starten met de
vleugelrui. Een bijkomend nadeel zijn de hogere
energetische kosten in het broedgebied tijdens het
grootbrengen van de jongen als gevolg van de rui
zelf en de hieruit volgende verminderde vliegkwaliteit.
In een situatie waarin veel paren worden gedwongen
tot het produceren van vervolglegsels
door vroegtijdig legselverlies, zoals in gevallen
waar de nesten op wortelstokken van Gele Plomp
Nuphar luteus liggen, kan dit een bijkomend nadelig
effect zijn voor de reproductie en de conditie
van de ouders.
Zwarte Stern Chlidonias niger
[gratis pdf] [english summary]
|