Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

(2010) Recensie: Seggelen C van, ... (et al), 2009 Vogels ringen in Limburg (Een analyse van geringde en teruggemelde vogels in Belgisch Noord-Limburg gedurende de periode 1956-2008). LIMOSA 83 (2): 94-95.

Vogels ringen in Limburg Een analyse van geringde en teruggemelde vogels in Belgisch Noord-Limburg gedurende de periode 1956-2008. C. van Seggelen & P. Van Sanden m.m.v. K. Van Endert 2009. Stichting Natuurpublicaties Limburg, Maastricht, en provincie Limburg, Hasselt. ISBN 978-90-74508- 15-5. 240 pp, harde kaft. Prijs ca. € 32,- plus 7,- porto.

Nadat in 1984 B.J. en G. Speek hun Thieme's vogeltrekatlas hadden gepubliceerd, waarin de ringterugmeldingen vanaf de allereerste in Nederland geringde vogel in 1911 waren verwerkt, hebben de Nederlandse ringers zich lange tijd stil gehouden. Weliswaar zijn in de tussentijd selectief ringgegevens gebruikt voor publicaties, maar een gedegen overzicht laat nog steeds op zich wachten. Daarom is het misschien niet zo gek dat vogelaars en andere lieden die vogels vangen maar vogels pesten vinden zich afvragen waar al dat gering goed voor is. Gelukkig verscheen ruim een jaar geleden een samenvatting van bijna vijftig jaar vogels ringen op één enkele plek in de Noord-Hollandse duinen (Vinkenbaan Castricum 1960- 2006, Levering & Keijl 2008) en die berg gegevens is nu opgevolgd.
      Na meer dan vijftig jaar ringen en nog een paar jaartjes buffelen hebben Carlo van Seggelen en zijn vele Vlaamse collega's een schitterend boek geproduceerd. Jawel, Vlaamse collega's, want dit boek gaat over vogels die in Belgisch Limburg zijn geringd, een ruwweg vierkant gebied grenzend aan het zuidoosten van Noord- Brabant en de Nederlandse provincie Limburg. De dertig ringers in dit gebied zijn verenigd in een ringgroep maar ringden individueel. Wel zijn er gezamenlijke ringkampen gehouden om informatie uit te wisselen en aspirant-ringers te werven. De groep kreeg het voor elkaar om in deze periode ruim 700 000 vogels van een ring te voorzien. De gegevens zijn uitgewerkt in een kloek boekwerk, zeer fraai uitgevoerd in full-colour op A4-formaat. Het is gelardeerd met talloze kleurenfoto's, deels van vogels in de hand, deels van vangmiddelen en deels van vogels in het veld.
      Het boek is opgedeeld in negen hoofdstukken. Het belangrijkste en omvangrijkste (107 pagina's) is hoofdstuk 7, de soortbesprekingen. Hierin worden - slechts - 25 soorten uitgebreid besproken. Deze geven volgens de auteurs "een doorsneebeeld van het soortenspectrum". Het zijn allemaal "soorten waarvan relatief veel exemplaren zijn geringd én waar veel over te vertellen valt". Achtereenvolgens komen aan bod Blauwe Reiger (82% van de geringde vogels waren nestjongen), Havik (67% jongen), Torenvalk (90%), Wulp (96%), Kokmeeuw (93%), Holenduif (91%), Kerkuil (91%), Gierzwaluw (78%), Draaihals, Veldleeuwerik, Boerenzwaluw, Roodborst, Blauwborst, Zanglijster, Ko - per wiek, Rietzanger, Kleine Karekiet, Zwartkop, Tjiftjaf (alle geen of <50% jongen), Bonte Vliegenvanger (88% jongen), Kuifmees (66%), Spreeuw, Keep, Sijs en Rietgors (idem). Het gemiddelde aantal pagina's is drie en varieert van slechts anderhalf (Draaihals) tot zeven (Kleine Karekiet), waarbij veelal een hele pagina wordt ingenomen door een kaart met terugmeldingen. Per soort komen aan de orde herkomst en verblijf, vangmethode, aantallen in 1956-2008, seizoenspatroon, terugmeldingen en biometrie. Voor de meeste soorten wordt onder andere een doortrekgrafiek gegeven voor de periode 1 juli - 31 december, maar voor Tjiftjaf een voor het hele jaar en voor Bonte Vliegen - vanger geen. Hoewel de auteurs aangeven dat zelfs tegenwoordig het nemen van maten nog niet tot de standaardhandelingen behoort (!), worden van de meeste soorten gemiddelde maten en soms gewichten gepresenteerd in een tabel. Sommige besprekingen geven nog extra informatie zoals afstanden en richtingen waarop vogels zijn teruggemeld (Havik, N=45; Kleine Karekiet, N=2259) en aantal jongen per nest (Torenvalk, 2108 jongen geringd).
      De andere hoofdstukken zijn niet alleen maar omlijsting van hoofdstuk 7 maar zijn eveneens interessant om te lezen. Hoofdstuk 1 beschrijft in krap zes pagina's het fenomeen vogeltrek in algemene bewoordingen en suggereert daar mee dat het boek een grotere doelgroep wil aanspreken dan alleen ringers en andere vogelaars. Hoofdstuk 2, "Materiaal en methode", is eveneens summier: ruim twee pagina's en een kaart van het gebied. Mij lijkt dat, gezien de tijdspanne en het grote aantal individueel werkende ringers, er meer te vertellen moet zijn over het bewerkte materiaal. Zo wordt met geen woord gerept over vangmethoden, gebruik van geluiden, vanginspanning, beschrijving van het werkgebied, enzovoorts. Om verwerking van de gegevens mogelijk te maken is het grootste deel van de alleen op papier aanwezige gegevens, maar liefst bijna 500 000 vangsten, ingevoerd. Jammer is dat bij de uitwerking geen enkele statistische toets is gebruikt omdat het materiaal te heterogeen zou zijn. Daar zijn sommige toetsen nu juist voor bedacht! Het is meer werk en vergt eventueel hulp van buitenaf, maar het had het geheel robuuster gemaakt en sommige evident loze conclusies overbodig gemaakt.
      In hoofdstuk 3, "Ringen van vogels", worden onder andere de algemene doelen van ringonderzoek kort uit de doeken gedaan en worden de ringmaterialen geïntroduceerd. Enkele onderdelen van dit hoofdstuk zouden niet hebben misstaan in hoofdstuk 1 of 2. In hoofdstuk 4, "Historische schets van het ringwerk in Noord-Limburg" wordt beschreven 'hoe het begon' en een kort overzicht gegeven van de ringmethoden en de ontwikkelingen daarin. Ook komen in dit hoofdstuk (en niet in hoofdstuk 2) enkele opmerkingen langs over het gebruik van mistnetten en het afspelen van geluiden. Hoofdstuk 5, "Geringde vogels 1956-2008", bestaat voor het grootste deel uit tabellen met alle geringde vogels per pentade, opgedeeld naar nestjongen en volgroeide vogels. Vanwege die pentades zijn de tabellen zeer breed uitgepakt en zat er niet veel anders op dan ze 'liggend' af te drukken, waar ik persoonlijk niet van houd. Aardig om te zien is dat in de eerste pakweg vijftien jaar meer dan de helft van de geringde vogels nestjongen betrof. Uiteraard daalde dit aandeel met de intrede van de mistnetten in 1963, maar het is toch opmerkelijk, want met slag- en andere netten, die in Limburg eveneens in gebruik zijn, kunnen ook grote aantallen volgroeide vogels worden gevangen.
      Hoofdstuk 6 behandelt de "Terug - gemelde vogels 1956-2008". Van de meer dan 700 000 geringde vogels is in totaal is 0.99% teruggemeld (en niet 0.63% zoals vermeld). De 10 pagina's tabellen geven van alle 128 soorten de aantallen terugmeldingen gemelde vogels, helaas niet de percentages. Eveneens jammer is dat niet alle ringers hun gegevens op orde hebben, want vogels die door anderen in Limburg zijn teruggevangen en feitelijk ook een terugmelding representeren bleken helaas niet boven water te halen. De terugmeldomstandigheden zijn grafisch weergegeven: ca. 75% van de terugmeldingen betreffen controles door ringers in het grootste deel van Europa, maar in Zuid-Europa is dat slechts een derde en worden de meeste gemelde vogels "gedood door mensen". Nog verder zuidelijk, in Afrika, loopt dit aandeel verder op tot bijna 60%.
      Hoofdstuk 8 heet "Opmerkelijke vangsten en terugmeldingen" en geeft, naast een aantal zeldzaamheden, lokale zeldzaamheden of bijzondere vangsten (Zwarte Ooievaar in een mistnet; kruising Grote x Kleine Karekiet) eveneens interessante informatie, zoals fenogrammen (van 24 Waterrietzangers is de helft gevangen in september) of broedselgroottes van Klapeksters. De nummering van de foto's in dit hoofdstuk is rommelig en lelijk en contrasteert met de zeer verzorgde vormgeving van de rest van het boek. Is de Grauwe Kiekendief op pagina 192 (en p. 21) overigens geen Blauwe♂ Op - merkelijk is dat ook asielvogels (bijvoorbeeld Rode Wouw) zijn geringd. In Nederland mag dat niet met een gewone ringvergunning.
      In hoofdstuk 9 staan doortrekgrafieken van 40 soorten weergegeven zonder verdere informatie, alle van 1 juli tot en met 31 december. Hoewel ze ieder voor zich duidelijk genoeg zijn, blijft door het ontbreken van een inleidende tekst onduidelijk waarom grafieken van deze soorten wel en van een heleboel andere niet zijn afgebeeld. Aan de aantallen lijkt het niet te liggen en ik vermoed dat de andere soorten 'geen mooi beeld' gaven. Ik ben langdurig en met veel genoegen in de weer geweest om de doortrekpatronen (feitelijk vangstpatronen, zonder correctie voor vanginspanning) van in Limburg te vergelijken met die in Castricum en dat leverde de volgende inzichten op: van zestien soorten komt de fenologie sterk overeen (bijvoorbeeld Draaihals, Zwart - kop), negen soorten trekken duidelijk vroeger door in Limburg (bv. Merel, Vink) en elf soorten trekken er duidelijk later door (bv. Sprinkhaanzanger, Groenling). Van enkele soorten geven de vangsten in Limburg een veel fraaier beeld, van andere is dat juist in Castricum het geval.
      Het boek eindigt met een uitgebreide samenvatting in het Nederlands en het Engels, vreemd genoeg op een dunner en veel minder mooi soort papier. Pas hier, op pagina 225, lees ik dat het boek is opgedragen aan Hubert Lehaen, ringer sinds 1956 en initiatiefnemer van dit project, in 2006 voor de afronding ervan overleden. Waarom staat zoiets belangrijks niet voorin♂ Ook de literatuurlijst is op het dunnere papier gedrukt, evenals een afscheidswoord van Hubert Lehaen.
      Zoals al eerder gezegd worden in dit boek resultaten gepresenteerd die tot op heden niet beschikbaar waren. Daarom is het boek de moeite waard en de prijs is heel schappelijk. Natuurlijk had het nog 'meer' kunnen zijn (bv. leeftijdsverdeling, biometrie, gewichten), maar de voorzichtige pogingen tot samenwerking over de grens geven hoop voor de toekomst. Per slot is niemand te oud om te leren.

Recensie van Guido Keijl



[gratis pdf] [english summary]



limosa 83.2 2010
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster