Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

(2010) Recensie: Delany S, ...(et al). 2009 An Atlas of Wader Populations in Africa and Western Eurasia. LIMOSA 83 (1): 45-45.

An Atlas of Wader Populations in Africa and Western Eurasia S. Delany, D. Scott, T. Dodman en D. Stroud (red.) 2009. Wetlands Inter national, Wageningen. ISBN 78-90-5882-047-1. Harde kaft, 524 blz. Prijs € 55,-.

Vanwege hun indrukwekkend lange trekvluchten, bijzondere broedsystemen en het voorkomen in soms spectaculair grote groepen behoren steltlopers tot de meest fascinerende van alle vogelgroepen. Iedereen die ooit in de Waddenzee of Zeeuwse delta een grote groep steltopers heeft geteld zal zich wel eens hebben afgevraagd hoeveel procent van de populatie die indrukwekkende groep Bonte Strandlopers of Rosse Grutto's nu vormde. Of wanneer de beste tijd is om Temminck's Strandlopers te zien, waar ze overwinteren, waar in Europa er nog mooie broedpopulaties Kemphanen en Watersnippen zijn en hoe het die populaties vergaat. De antwoorden op deze en nog veel meer vragen kunnen nu worden opgezocht in dit nieuwe standaardwerk dat de biogeografie, verspreiding, trekwegen, aantallen en beschermingsstatus van steltlopers in Europa, West Azië en Afrika tot in detail beschrijft. De 90 behandelde soorten variëren van Bonte Strand loper en Kluut tot Dunbekwulp en Madagaskar vorkstaart plevier. De Gestreepte Strand loper ontbreekt helaas, vanwege het volgens de samenstellers marginale voorkomen in het in de atlas behandelde gebied.
      De atlas geeft een zo volledig mogelijk kennisoverzicht van steltloperpopulaties en de wetlands waar ze van afhankelijk zijn. Die kennis is hard nodig want meer dan de helft van de in dit boek behandelde steltloperpopulaties gaat in aantal achteruit. De atlas is duidelijk vanuit een beschermingsachtergrond geschreven en daarom komt de zogenoemde '1%-norm' regelmatig terug in de atlas. Een wetland wordt volgens de Conventie van Ramsar van internationaal belang beschouwd wanneer minstens 1% van een watervogelpopulatie er in een bepaalde tijd van het jaar voorkomt, en landen die de conventie hebben ondertekend hebben zich daarmee verplicht die bewuste gebieden te beschermen. Een appendix in het boek somt per land alle belangrijke gebieden op die voor bepaalde steltlopersoorten aan deze 1%-norm voldoen. Die tabel geeft echter meteen de beperkingen van de norm aan. Zo komt de provincie Gelderland er in voor omdat er in het najaar meer dan 1% van de Europese populatie Kieviten voorkomt. Het is echter moeilijk voorstelbaar dat heel Gelderland een beschermde status heeft of krijgt vanwege het eenmalig voorkomen van veel Kieviten.
      De problemen en onduidelijkheden met betrekking tot de 1%-norm worden duidelijk besproken in het beknopte hoofdstuk over de gebruikte methoden. De samenstellers erkennen dat het onmogelijk is om precies aan te geven hoe groot een gebied mag zijn waarin 1% van een populatie voorkomt, maar stellen dat zo'n gebied in ieder geval een ecologische eenheid moet vormen. Dat lijkt mij voor de provincie Gelderland echter niet het geval. Het verbaasde mij daarnaast dat voor een gebied dat wel een ecologische eenheid genoemd kan worden, de Waddenzee, de 1%-criteria per land vermeld worden en voor Duitsland zelfs apart voor de deelstaten Sleeswijk-Holstein en Nedersaksen. Mogelijk heeft dit te maken met de verantwoordelijkheden voor bescherming die bij landen of deelstaten liggen. Voor de lezer die wil weten hoeveel steltlopers er in bepaalde gebieden voorkomen is zo'n onderverdeling echter onhandig.
      De atlas geeft per soort de verspreiding met details over broedgebieden, overwinteringsgebieden, belangrijke pleisterplaatsen (key sites) met aantallen en globale trekwegen overzichtelijk weer op paginagrote kaarten. Verspreiding en geografische variatie worden ook helder in de tekst behandeld. De voornaamste trek - routes worden beschreven aan de hand van al gepubliceerde analyses of ringterugmeldingen. Helaas is hierbij geen gebruik gemaakt van de ongetwijfeld vele nog ongepubliceerde ringmeldingen die beschikbaar zijn bij nationale ringcentrales en Euring. De paragrafen over habitat en de ecologie beschrijven onder andere de broedbiologie en interessante informatie over trekstrategieën. Bij het raadplegen van de Wader Atlas is het wel wat lastig dat een alfabetisch register ontbreekt. De pagina nummers voor soortbeschrijvingen moeten in een op taxonomie geordende inhoudslijst worden opgezocht.
      De indeling in ondersoorten is volgens de samenstellers gebaseerd op verscheidene literatuurbronnen, maar de tekst wekt de indruk dat er zwaar geleund wordt op Geographical variation in waders van Engelmoer en Roselaar (Kluwer Academic Publishers, 1998), die populaties indelen op grond van biometrie en verenkleed, en soms ook op grond van elders gepubliceerde genetische informatie. Voor de Bontbekplevier bijvoorbeeld wordt kort gerept over de taxonomische onenigheid over de ondersoortstatus van Charadrius hiaticula psammodroma. Het is jammer dat de argumentatie van degenen die psammodroma niet als aparte ondersoort beschouwen niet is vermeld en hierover ook geen literatuurverwijzingen zijn opgenomen. In navolging van Engelmoer & Roselaar worden vervolgens de drie ondersoorten hiaticula, psammodroma en tundrae behandeld. Voor de Rosse Grutto wordt iets uitgebreider beschreven welke onderzoekers welke ondersoorten erkennen, waarna de indeling van Engelmoer & Roselaar wordt gehanteerd. Van de vijf door hen erkende ondersoorten komen er twee (Limosa l. lapponica en L. l. taimyrensis) in het door dit boek behandelde gebied voor. Het verbaasde mij in eerste instantie dat taimyrensis vervolgens wordt onderverdeeld in een deel dat in West- en Zuidwest-Afrika overwintert en een deel dat dat in Oost-Afrika, Zuidwest- en Zuid- Azië doet. De enige uitleg die hierover in de soorttekst wordt gegeven is dat Waterbird Popu lation Estimates (Wetlands International, 2006) deze populaties ook apart beschrijft. Vreemd genoeg wordt in die publicatie echter uitgelegd dat biogeografische populaties alleen worden onder scheiden op grond van de biologie van de soort en dat de flyway-benadering alleen gebruikt wordt als precieze informatie ontbreekt.
      In het begin van de atlas vond ik de algemene uitleg op grond van welke kennis over trekroutes indelingen in 'biogeografische populaties' zijn gemaakt. Vanuit beschermingsoogpunt zijn er goede redenen om de aantal ontwikkelingen per flyway te volgen. Binnen een flyway bevinden zich de gebieden die bepaalde steltloperpopulaties op enig moment in het jaar gebruiken, en dat zijn vrijwel altijd schakels die cruciaal zijn voor het werelwijde voorkomen van lange-afstandstrekkende steltlopers. Maar verwarrend zijn deze indelingen soms wel. Zoals het voorbeeld van L. l. taimyrensis al aangaf kan een ondersoort gebruik maken van meerdere flyways. Andersom komt het ook voor dat meerdere ondersoorten dezelfde flyway gebruiken, zoals de drie ondersoorten van Bontbekplevier in de Oost-Atlantische flyway. Doordat de verschillende biogeografische populaties in het veld meestal niet te onderscheiden zijn levert dat problemen op met de 1%-norm. Ik vroeg me bijvoorbeeld af waarom de ook in Nederland voorkomende Steenlopers in twee flyway populaties zijn ingedeeld op basis van hun broedgebied (Fenno scandinavië en Groen land vs. Noordoost Canada), terwijl de vogels uit de twee broedgebieden niet te onderscheiden zijn in de overwinteringsgebieden en er volgens de huidige kennis vrijwel volledig mengen. Zo viel me al bladerend door deze atlas boordevol informatie ook op hoe weinig we eigenlijk nog maar weten over steltloperpopulaties, ook van de algemene soorten. Bij veel aantal trends staat "onbekend" of "waarschijnlijk afnemend" vermeld. Is dit gebrek aan kennis erg♂ Voor een adequate bescherming is het zeker wenselijk om over betere en betrouwbaardere gegevens te beschikken. De gebruiker van deze atlas die specifieke informatie wil opzoeken vindt er echter het complete overzicht van wat er bekend is. Het is een prachtige stimulans om vooral door te blijven gaan met (internationale) tellingen en specifiek (ring)onderzoek naar trekwegen, verspreiding en trends van steltlopers. Er valt nog een hoop te ontdekken.
      Dit boek mag op geen enkele boekenplank van steltloperliefhebbers ontbreken. Deze atlas is een mijlpaal: een vollediger overzicht van verspreiding en trekwegen van steltlopers in westelijk Eurazië en Afrika bestaat niet. Het wachten is op een vergelijkbaar standaardwerk dat ook de rest van de wereld beslaat.

Recensie van Jeroen Reneerkens

[gratis pdf] [english summary]



limosa 83.1 2010
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster