Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

STREEFKERK A (2010) Waarom vliegen vogels in zwermen en formaties?. LIMOSA 83 (4): 168-175.

Wie heeft zich nooit afgevraagd waarom vogels in een groep niet botsen als zij met zijn allen door de lucht zwenken en draaien? Of hoe vogels ûberhaupt beslissen gezamenlijk dergelijke manoeuvres te maken en in welke richting? Ook zien we geregeld vogels hoog in de lucht overvliegen in een bijna perfecte V-vorm. De schijnbare chaos heeft dan plaats gemaakt voor een gestructureerde formatie. Wat zijn de voordelen voor vogels wanneer zij in zo'n formatie vliegen? Een zoektocht door de literatuur geeft een antwoord op veel van deze vragen.

Vogels die in groepen vliegen doen dat in zwermen of meer georganiseerde formaties. In een zwerm bewegen vogels zich als een ongestructureerde wolk door de lucht, terwijl vogels in een formatie een keurige rij vormen. Formatievliegen wordt vaak gerelateerd aan seizoenstrek en het vliegen in een zwerm aan korte alledaagse vluchten. Toch zijn er diverse vogelsoorten, zoals ganzen, die ook tijdens korte vluchten in formatie vliegen. Daarentegen formeren zangvogels die in groepen trekken, zoals vinkachtigen, helemaal geen formaties. Er zijn dus grote verschillen tussen vogelsoorten in het gebruik van zwermen en formaties. Maar hoe zijn beide georganiseerd? Is er een leider? Onder welke omstandigheden vormen vogels verschillende soorten formaties en waarom? En waarom zien we kleine vogels nooit in formatie vliegen? In dit artikel probeer ik antwoord te geven op deze vragen op basis van bestaande literatuur. De twee centrale vragen zijn hoe en waarom vogels in groepen vliegen.

VLIEGEN IN EEN ZWERM
Een zwerm heeft een driedimensionale structuur en kent doorgaans geen vaste organisatie. Er zijn veelvuldig splitsingen in de groep en de posities van individuen veranderen voortdurend (Heppner 1974). In een zwerm bevinden zich geen groepsgenoten aan weerskanten naast een vogel, noch er direct boven of onder. Elk individu, behalve uiteraard de achterste, vliegt iets voor en boven zijn dichtstbijzijnde groepsgenoot (Breder 1976, Major & Dill 1978).
      Wanneer vogels zich verplaatsen, bijvoorbeeld tussen hun foerageer- en rustgebieden, zijn zwermen relatief verspreid en losjes georganiseerd. De vogels vliegen niet op hun maximale snelheid en in het algemeen verplaatsen zwermen zich parallel aan de grond of het water in een constante richting. Wanneer zwermen worden aangevallen verhogen de vogels hun snelheid en voeren zij als een meer compacte groep snelle manoeuvres uit. Ze zwenken en draaien, al stijgend en dalend door de lucht (Major & Dill 1978, Pomeroy & Heppner 1992). Het compacter worden van de zwerm wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat elk individu een centrale positie in de zwerm probeert te bemachtigen om zo gebruik te maken van het fysieke schild dat de andere vogels vormen (Hamilton 1971, Pulliam 1973).
      Tijdens een wending repositioneren vogels zichzelf constant. De lege ruimte tussen de vogels maakt het mogelijk om van plaats te wisselen binnen de zwerm. Pomeroy & Heppner (1992) presenteren een simpel model dat het draaien beschrijft van een zwerm vogels (figuur 1). Individuen beginnen de wending ongeveer tegelijk en elke vogel vliegt in een boog met dezelfde radius. Vliegpaden van verschillende vogels doorkruisen elkaar tijdens de wending. Vogels kunnen hun vliegpaden aanpassen wanneer zij dreigen te botsen met een groepsgenoot, maar ze zullen altijd de gemiddelde koers van de groep blijven volgen. Vogels die eerst aan de buitenkant van de zwerm vlogen eindigen de wending aan de binnenkant en andersom. Dit model laat een tweedimensionale wending zien, maar in werkelijkheid is de wending driedimensionaal en nog ingewikkelder.

[pdf alleen voor leden] [english summary]



limosa 83.4 2010
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster