Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

ENS B J, E A J VAN WINDEN, C A M VAN TURNHOUT, M W J VAN ROOMEN, C J SMIT & J M JANSEN (2009) Aantalontwikkeling van wadvogels in de Nederlandse Waddenzee in 1990-2008. Verschillen tussen Oost en West.. LIMOSA 82 (3): 100-112.

In het begin van de jaren negentig werd de Waddenzee getroffen door de grote schelpdiercrisis. Droogvallende mosselbanken verdwenen bijna allemaal en de kokkelbestanden bereikten een historisch dieptepunt. Sinds - dien zijn de schelpdierbestanden op de droogvallende platen beter beschermd en heeft ook herstel plaatsgevonden. Je zou verwachten dat dit doorwerkt in de aantallen wadvogels die de Waddenzee bevolken. Maar is dat ook zo?

De allereerste poging om de vogels in de Nederlandse Waddenzee integraal te tellen vond plaats op 5 oktober 1931 (van Oordt 1932), maar het duurde tot het begin van de jaren zeventig totdat dergelijke integrale tellingen met enige regelmaat plaatsvonden. Dat betekent dat er ondertussen systematisch verzamelde gegevens zijn over een periode van meer dan 30 jaar. In die tijd hebben zich grote veranderingen voorgedaan in de Waddenzee. Vanaf 1990 vertoonden de schelpdieretende wadvogels (Kanoet, Schol - ekster, Zilvermeeuw en Eider) een duidelijke negatieve trend in de aantallen, die scherp contrasteerde met de veelal positieve trend voor de wormenetende soorten (Leopold et al. 2004, van Roomen et al. 2005). De verdwijning van de droogvallende mosselbanken door overbevissing rond 1990 in combinatie met de intensieve mechanische kokkelvisserij in die tijd worden algemeen gezien als de belangrijkste oorzaken voor deze ontwikkelingen in de vogelbevolking (Leopold et al. 2004, Ens et al. 2004, van Roomen et al. 2005). Sinds het verdwijnen van de droogvallende mosselbanken in 1990 is de bescherming van zulke banken aanzienlijk verbeterd en dit heeft geleid tot een duidelijk herstel (Ens et al. 2004). Dit heeft zich echter vooral voorgedaan in de oostelijke Waddenzee en nauwelijks in de westelijke. Dat roept de vraag op of het herstel van de mosselbanken ook heeft geleid tot herstel van de aantallen schelpdieretende wadvogels en zo ja, of dat dan ook vooral merkbaar is in de oostelijke Waddenzee.
      Dit is de kernvraag van dit artikel, maar we zullen ons niet beperken tot de Mossel Mytilus edulis. Ook van twee andere voor vogels belangrijke schelpdieren, de Kokkel Cerasto - derma edule en het Nonnetje Macoma balthica, worden sinds 1990 in de hele Waddenzee gegevens verzameld door de jaarlijkse inventarisaties van IMARES, voorheen RIVO-DLO (Bult et al. 2004). Dat maakt het mogelijk ook voor deze twee schelpdiersoorten de ontwikkeling te vergelijken tussen de oostelijke en de westelijke Waddenzee. Daarnaast moet rekening worden gehouden met verschillen in bodemgesteldheid tussen de deelgebieden. Gemiddeld genomen is de oostelijke Waddenzee slikkiger en de westelijke Waddenzee zandiger. In eerder onderzoek is al aangetoond dat bijvoorbeeld Bonte Strandlopers de wat meer slikkige delen van de Waddenzee prefereren, terwijl Rosse Grutto's een voorkeur hebben voor de meer zandige delen (Ens et al. 1993).
      Trendmatige veranderingen kunnen natuurlijk ook al voor 1990 zijn ingezet en over de jaren 1975-90 zijn goede vogelgegevens beschikbaar, waarover al eerder uitgebreid is gerapporteerd door van Roomen et al. (2005), maar zonder onderscheid tussen de oostelijke en de westelijke Waddenzee. Ook al voor 1990 waren er soms opmerkelijke verschillen in ontwikkeling tussen deze twee deelgebieden. In dit artikel beperken we ons echter tot de periode na 1990, omdat alleen voor die periode ook gebiedsdekkende gegevens over de schelpdierbestanden beschikbaar zijn. In de discussie zullen we ons richten op de oorzaken van de gevonden verschillen tussen de ontwikkelingen in de oostelijke en westelijke Waddenzee.

[pdf alleen voor leden] [english summary]



limosa 82.3 2009
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster